Het kerkelijk jaar loopt ten einde, een nieuw neemt een aanvang. Toch draaien we niet in een cirkel waar de staart opnieuw de kop raakt. We keren niet naar hetzelfde punt terug. We zijn na twaalf maanden een jaar ouder en we zijn verder opgeschoven in de tijd. Het einde verschilt van het begin. Dit beseffen we al te best dit jaar na meerdere corona-maanden.
Doorheen het kerkelijk jaar vieren we in de liturgie wie Jezus is en wie hij voor zijn kerk en de wereld betekent. In elke eucharistieviering belijden we aan het slot van het eucharistisch gebed in een krachtige doxologie dat alles gebeurt in, door en met Jezus Christus, verbonden met zijn Vader en de heilige Geest. De drie-éne God leidt ons door het jaar en hij wacht ons op.
Een kerkelijk jaar is gedragen door een groot verlangen. Het wordt gewekt in de advent, gevoed doorheen het ganse jaar door het gedenken en vieren van de aanwezigheid van Jezus in ons midden. Het is gericht op de grote ontmoeting bij het oordeel.
God heeft het eerste woord en God heeft het laatste woord. Wij mogen met vertrouwen optrekken doorheen de tijd. Jezus schildert deze ontmoeting als een visioen van de eindtijd. Hij ziet de Mensenzoon komen in heerlijkheid, omgeven door engelen, Hij is gezeten op een troon en alle volkeren zijn samengebracht. Het beeld is beïnvloed door visioenen uit het boek Daniël dat bij de Joden goed gekend was en is.
Kunstenaars hebben dit tafereel uitgebeeld als de Christus, albeheerser, als de Pantocrator. Hij heeft het boek des levens in handen. Het is eerder het boek van het evangelie, dat Jezus toont. Jezus troont als koning met scepter en kroon op het retabel van het Lam Gods. Hij is het Lam op de troon, die zijn leven heeft gegeven.
Jezus op het kruis
God is op Goede Vrijdag niet met macht tussen gekomen wanneer Jezus stierf aan het kruis. Hij heeft de hand van de soldaten, die Jezus kruisigden niet tegengehouden. Bij zijn dood kon de honderdman en anderen, die met hem bij Jezus de wacht hielden, zeggen: “Waarlijk; Hij was een zoon van God” (Mt. 27,54). God is met wie lijdt en strijdt.
Tegenover Pilatus, de sprak over macht, getuigde Jezus van de kracht van de waarheid en de liefde. De schepping is nog altijd in barensweeën en toch maakt Jezus de wereld tot een nieuwe schepping, “Hij zal voor U een koninkrijk verwerven, God, een koninkrijk van waarheid, heiligheid en liefde, recht en gerechtigheid, een koninkrijk van vrede.”
Onrust
Toch is het moeilijk geweest in het voorbije jaar door de coronapandemie. Het is alsof een sluier is komen te liggen over alle volkeren, een waas dat ons allen het zicht beneemt (Jes. 25,7).
“Een klein virus blijft diepe wonden veroorzaken en verhult onze lichamelijke, sociale en spirituele kwetsbaarheid. Het heeft de grote ongelijkheid die de wereld beheerst aan het licht gebracht: ongelijkheid van mogelijkheden, van goederen, van toegang tot gezondheidszorg, van technologie, van onderwijs: miljoenen kinderen kunnen niet naar school en deze lijst is lang.
Deze ongerechtigheden zijn niet natuurlijk noch onoverkomelijk. Ze zijn het werk van de mens. Ze komen voort uit een groeimodel dat losgekoppeld is van de diepste waarden. Verkwisting van de geschonken maaltijd. Met deze verkwisting zou men allen te eten kunnen geven. Dat heeft velen de hoop doen verliezen en heeft de onzekerheid en de angst doen toenemen.
Daarom, om uit de pandemie te raken, moeten we niet alleen een geneesmiddel tegen het coronavirus vinden – ook al is dat belangrijk! – maar ook tegen de grote menselijke en sociaaleconomische virussen” (Paus Franciscus, audiëntie, 20 september 2020).
Hebben we getwijfeld aan Gods aanwezigheid? Of hebben we hem al helemaal afgeschreven?
We zijn omzichtiger geweest om God erin te betrekken. Predikanten hebben niet hun voorgangers nagedaan die in vorige tijden nogal gemakkelijk beweerden dat rampen te wijten waren aan de slechtheid van de mensen en dat God boos was om het handelen van de mens (Christian de Borchgrave, God of genot. Vlaanderen 1918-1940. Een kerk in strijd met de moderne zinnelijkheid. De auteur onderzocht preken van het interbellum).
Andermaal zijn op zondag de liturgische bijeenkomsten opgeheven. De social distance beperkt nog altijd het aantal aanwezigen. De impact van de liturgie in ons leven is erdoor afgezwakt. Of wij dan in de huiskring meer tijd hebben gemaakt voor gebed? Hebben wij in deze periode vaker de bijbel ter hand genomen en hebben we geestelijk voedsel gevonden langs de social media?
Inzet
De coronatijd leidt tot meer bezinning over de zin van het leven. Het besef van onze broosheid en eindigheid is toegenomen, alsook het besef van onze verbondenheid met de ganse wereld en onze verantwoordelijkheid dichtbij en veraf. Het belang van zorg is toegenomen: zorg voor wie ziek is, zorg voor mensen die meer vereenzaamd zijn, zorg voor armen en kwetsbaren.
De woorddienst op deze zondag van het feest van Christus, koning van het heelal reikt ons teksten aan over God, de zorgzame herder en over Jezus, die blijvend onder ons aanwezig is door onze medemens, die lijdt en in nood is, Jezus, de koning in heerlijkheid, houdt ons de werken van barmhartigheid voor.
Jezus is niet de uitvinder van de werken van barmhartigheid. De mens heeft een hart dat kan meeleven met de pijn van anderen. Dit geschiedt in meerdere culturen en religies. In de Joodse bijbel worden deze werken geprezen en gedaan (vgl. Jes. 58,6.7.10; Ez. 18,7.16; Sir 7,33-35; Job 22,7; Tobit 1, 17). Jezus is onze grote voorganger. Al wie uitgeput was en is, kon en kan naar hem toegaan. Wij moeten de goede werken niet doen om in de hemel te komen, maar om God te erkennen en te eren in het gelaat van de medemens.
De werken van barmhartigheid beperken zich niet tot de individuele en directe contacten. Het gaat eveneens om sociale verbondenheid en om gerechtigheid .
Paus Franciscus heeft in deze coronatijd vaak het woord genomen. Hij heeft op het feest van Sint Franciscus zijn encycliek Fratelli tutti bekend gemaakt. Een stevige brok sociale leer.
Opdracht
In de audiëntie van 20 september sprak de paus over de liefde als virus. Zij was de kracht die Jezus bezielde, gedreven door een God die liefde is.
“We moeten dringend aan de slag om een goed beleid te ontwerpen, vormen van maatschappelijke organisatie uit te tekenen waarbij de deelname, de zorg en de gulheid beloond worden, meer dan de onverschilligheid, de uitbuiting en de eigen belangen. We moeten met tederheid vooruitgaan.
Een solidaire en rechtvaardige samenleving is een gezondere maatschappij.
Een maatschappij op grond van deelname – waarin de laatsten evenveel aandacht krijgen als de eersten – versterkt de verbondenheid. Een maatschappij die de verscheidenheid eerbiedigt biedt veel beter weerstand aan gelijk welk virus.
Laten we deze weg der genezing onder de hoede stellen van de Maagd Maria, Onze Lieve-Vrouw van de Redding. Zij, die Jezus in haar schoot droeg, helpt ons vertrouwen te koesteren. Bewogen door de Heilige Geest zullen we samen kunnen werken aan het Rijk van God dat Christus in deze wereld heeft ingehuldigd door onder ons te komen wonen. Het is een Rijk van licht in de duisternis, van rechtvaardigheid ondanks schendingen, van vreugde ondanks veel pijn, van genezing en redding ondanks ziekte en dood, van tederheid ondanks haat. Moge God ons van de liefde een virus laten maken en de hoop wereldwijd door het licht van het geloof.”
Geloof, hoop en liefde, de drie deugden en krachten die ons leiden en die we niet mogen laten schieten. Lothar Zenetti (1926-2019) was een Duitse priester. Als krijgsgevangene in Frankrijk was hij daar in het kampenseminarie van Chartres, dat van 1945 tot 1947 geleid werd door Abbé Franz Stock (1904-1948). Hij schreef veel gedichten en gaf deze boodschap mee;
„Menschen, die aus der Hoffnung leben, sehen weiter.
Menschen, die aus der Liebe leben, sehen tiefer.
Menschen, die aus dem Glauben leben,
sehen alles in einem anderen Licht.“