De tien bruidsmeisjes die wachten op de bruidegom, de drie dienaren van een rijke heer die bij zijn vertrek op reis hun zijn talenten had toevertrouwd, ze zijn als het ware de voorboden van een nog belangrijkere ontmoeting, deze met de Mensenzoon, die als rechter en koning alle volkeren zal oordelen.
De Mensenzoon komt
Het zijn drie sterke teksten bij Mattheus die ons daarmee wijst op het einde van ons leven en ook op het eindoordeel. Wij worden daar niet zo gaarne aan herinnerd. Al stellen we elke dag vast hoe broos het leven is. De onrust in de wereld, de oorlog in Ukraine, de spanningen van Hamas en Israël maken veel mensen bezorgd. Een aantal stellen de vraag: “Waar is God in dit alles?”
Op de laatste zondag van het kerkelijk jaar vieren wij in de kerkgemeenschap Christus, koning van het heelal. Wij belijden dat hij met ons is begaan, dat hij de herder is van zijn volk. Niet God schiet te kort, maar wij mensen die ons niet houden aan de levensgeboden, die Hij ons voorhoudt. Hij heeft ons gezegd om niet te doden, om niet te haten. Wij worden bevraagd over wat we gedaan hebben. Mooie woorden volstaan niet bij de Heer. Dit had Jezus gezegd bij het slot van zijn lange Bergrede, weergegeven door Mattheus: “Aan hun vruchten dus zult ge ze kennen. Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemel is. Velen zullen op die dag tot Mij zeggen: Heer, Heer, hebben wij niet in uw Naam geprofeteerd en hebben wij niet in uw Naam duivels uitgedreven en in uw Naam veel wonderen gedaan? Maar dan zal Ik hun onomwonden verklaren: Nooit heb Ik u gekend; gaat weg van Mij, gij die ongerechtigheid doet!” (Mt. 7,20-23).
Scheiding
De meisjes die geen olie hadden voor de bruidstoet en de dienaar die zijn talent had begraven werden uitgesloten. Het lijkt erop dat wij iets te optimistisch gezongen hebben dat wij allen, allen in de hemel komen. Want de koning scheidt de volkeren in twee groepen. Waarom langs de ene kant de schapen en langs de andere kant de bokken? De schapen en de bokken, beide groepen waren en zijn toch nodig om de toekomst van de schaapstal te verzekeren. Een andere vertaling is deze van geiten en schapen. In elke groep zijn er die de Heer zoeken en dienen en anderen die aan Hem en aan de medemensen voorbijgaan.
De scheiding heeft plaats op grond van wat wij gedaan of niet gedaan hebben.
De boden van het evangelie onthalen
De domme hadden geen olie voorzien. De derde dienaar had het toevertrouwde talent bedolven.
Niet elke mens heeft de vreemdeling, de arme, de zieke, de gevangene als zijn medemens onthaald. Mattheus denkt in zijn evangelie wellicht allereerst aan het onthaal dat de boden van het evangelie in eigen midden hebben ontvangen. Zijn ze het niet die met bescheiden middelen het evangelie hebben verkondigd, die ervoor vervolgd zijn geworden en gevangengezet?
Jezus had hun geen gemakkelijke toekomst voorspeld. “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil zal het vinden” (Mt. 16,24-25).
Jezus zelf heeft geleefd als een arme, bekommerd om anderen. Dra gaat hij de lijdensweek in, waarin hij vervolgd wordt, gevangengezet, geslagen en gedood. Terecht kan hij zich identificeren met wie hongerig was en dorstig, naakt, arm en vreemdeling. Hij was de Mensenzoon die niets had waar hij zijn hoofd kon op laten rusten (Mt. 8,20).
In zijn toespraak over het oordeel dacht hij daarbij wellicht allereerst aan zijn leerlingen, zijn apostelen en hun zorgen van de verkondging. Geleidelijk is de identificatie uitgebreid met al wie lijdt, vervolgd wordt, arm is, ziek en gevangen. Ulrich Luz schrijft in zijn commentaar bij het evangelie van Mattheus: „Der Evangelist hat in Jesu notleidenden Brüdern aller Wahrscheinlichkeit nach nicht jeden notleidenden Menschen, sondern notleidende Jünger gesehen“ (U Luz, Das Evangelium nach Mätthäus). De Duitse exegeet stemt toch helemaal in met de uitbreiding naar een algemene identificatie van Jezus met de noodlijdenden.
Daden van liefde
Wat bij Jezus telt, zijn daden van liefde. Zij is bepalend bij het eindoordeel. Dit had hij reeds in de Bergrede meegegeven (Mt. 5,21-48; Mt. 22,34-40). Hij vraagt bij het oordeel niet naar het geloof, maar naar de daad. De rechtvaardigen die staan aan zijn rechterhand zeggen uitdrukkelijk dat zij zelfs niet wisten dat zij Jezus hadden ontmoet, wanneer zij de zieken bezochten en de vreemdeling hebben opgenomen.
“De uitverkorenen blijken zich er niet eens van bewust te zijn dat ze het voor Christus gedaan hebben. Ze hebben gewoon voor hun naaste gezorgd omdat hij in nood verkeerde, zonder te beseffen dat ze Christus in hen ontmoetten. Maar het antwoord van de koning stelt hen gerust: dat was ook niet belangrijk. Wat ze voor de minsten van de zijnen gedaan hebben, is voor Hem gebeurd. We ontmoeten hier een sterk beeld, niet alleen van de Kerk als lichaam van Christus, dat wil zeggen als zijn lichaam en ervaarbare gestalte in de wereld, maar ook van elke kleine mens als zus en broer van Christus. Dit verhaal levert mijns inziens heel wat vruchtbare stof om na te denken over de steeds verder schrijnende incarnatie van Christus in de wereld, over de dialoog tussen de verschillende religies en gezindten, over de delicate relatie tussen geloofsconfessie, kerktoebehoren en bij Christus horen” (P Schmidt, Ongehoord. Christen zijn volgens de Bergrede, p. 132).
Jezus vertelt over het oordeel opdat zijn toehoorders deze zorg zouden opnemen. Hij geeft het mee als richtlijn voor alle komende geslachten.
Daarmee weten wij nu al met welke maatstaf hij ons zal oordelen. Hier wordt duidelijk gezegd met wie Jezus zich identificeert.
Bij een examen is het een voordeel wanneer je de te beantwoorden vraag al vooraf kent. Het is nog geen garantie voor een juist antwoord, dat ik met mijn leven moet geven. “Onrustwekkend is het beeld vanwege de concreetheid van het engagement dat van mij gevraagd wordt. Niet welke theorieën ik aangehangen heb, niet welke cultuspraktijken ik volbracht heb, niet tot welke groep of fractie ik behoorde, staat hier op de voorgrond, maar hoe dicht ik daadwerkelijk stond bij mijn broer en zus in nood” (Ibid. p. 132).
Het oordeel van Jezus is vaak uitgebeeld. Zoals in het timpaan van oude kerken. Wie optrekt naar Compostella langs een van de Franse wegen komt Conques voorbij en kan er even verwijlen aan de ingang van de romaanse kerk bij de uitbeelding van het laatste oordeel.
In Bern, de Zwitserse hoofdstad, heeft de oude stadskerk, het Munster een indrukwekkende afbeelding van het eindoordeel. Bij deze tekst van Mattheus gaan de gedachten ook naar het tafereel, geschilderd door Michelangelo in de Sixtijnse kapel. De rechter van de eindtijd lijkt er niet op een goede herder, maar een figuur die veel schrik inboezemt.
Jezus is Herder, Rechter. Hij doet op ons beroep om mee te werken aan zijn rijk van vrede. “Hij, Jezus Christus, is met heerlijkheid gekroond, priester in eeuwigheid, koning en Heer van heel de schepping. Hij heeft Gods raadsbesluit geopenbaard. Op het kruis heeft Hij zichzelf gegeven, alles heeft Hij volbracht, om onze vrede te worden. Hij maakt de wereld tot een nieuwe schepping. Hij zal voor zijn Vader een koninkrijk verwerven, een koninkrijk van waarheid, heiligheid en liefde, recht en gerechtigheid, een koninkrijk van vrede. Wij loven en aanbidden Hem” (Prefatie van het feest van Christus koning).