Na de liturgisch sterke en mooie periode van de veertigdagentijd en de paastijd vieren we elk jaar het feest van de Drievuldigheid. Het lijkt een feest van dank en lof aan de Drie-ene God van wie alles is uitgegaan en naar wie alles terugkeert. De Triniteit, de Drie-ene God werd al van in de Middeleeuwen uitgebeeld als de genadetroon. De Vader toont zijn gekruisigde Zoon en de Geest is er in het teken van de duif.
Elke eucharistie verbindt ons met de Drie-ene God. God is geen blok marmer. Hij is bron van gemeenschap, van leven, van verbondenheid. Kurt Marti, een Zwitserse dominee en dichter, schreef in 2004 het boek Die gesellige Gottheit. God is geen onzijdig ding, geen ‘het’. Wij spreken Hem aan met “Gij” .En als Vader, Zoon en Geest is God een “wij”.
Het kruisteken
Wij vatten de dag aan met een kruisteken. Wij beginnen elke eucharistie met een kruisteken. Dit verwijst naar Jezus, naar zijn leven en sterven. Jezus heeft onder ons geleefd en is op het kruis gestorven. Hij was verbonden met zijn Vader en hij zond ons de heilige Geest.
De voorganger in de eucharistie of bij een gebedsviering begroet de aanwezigen en wenst hen: “De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God de Vader en de gemeenschap van de heilige Geest.” Het is een trinitaire begroeting, waarin het gaat over de gaven en gunsten die de Drie-ene God ons schenkt.
Genade, een moeilijk woord en het klinkt misschien abstract. “Wat is genade?” vroeg een jonge zorgvraagster in de psychiatrie. Het was niet zo gemakkelijk om haar een bevredigend antwoord te geven.
Genade, wat gracieus is, liefdevol, welwillendheid, genegenheid. Het drukt uit wat Jezus ons heeft gebracht door ons het gelaat van zijn Vader te tonen. Het gaat over de liefde van God. Deus caritas est. God is liefde. Dit is de belangrijke boodschap van de eerste brief van Sint Jan.
De Geest verbindt, hij drukt de eenheidsband uit in de Drie-eenheid. Hij neemt ons op in de gemeenschap.
Met God aan tafel
De Oosterse kerken houden veel van de uitbeelding van het bezoek van drie mannen op het heetst van de dag bij Abraham (Gen. 18, 1-15). Het is schitterend uitgebeeld in de icoon van Roublev. Drie engelen, de Vader, de Zoon en de Geest zijn te gast bij Abraham. Zij zijn de gastheren, zij zitten aan een tafel. De voorkant van de tafel is vrij en open. Wij zijn uitgenodigd mee aan tafel te gaan. Dit gebeurt tijdens de eucharistievering.
De gebeden in de misviering zijn altijd gericht naar God de Vader, tot wie we bidden door Jezus Christus en in verbondenheid met de heiige Geest.
Wij bezingen de Drie-eenheid in het Gloria en wij belijden dit uitdrukkelijk in het Credo. Dit Credo is de vrucht van een belangrijk concilie, dit van Nicea. Volgend jaar is een heiig jaar, een jubileumjaar om de 25 jaar. Het wordt tevens de herdenking van het concilie, dat achttien eeuwen geleden in 325 te Nicea (Iznik in Turkije) plaats had en waarop duidelijk werd vastgelegd dat Jezus God en mens is, dat hij de goddelijke en de menselijke natuur bezit.
Zouden we het nu nog op dezelfde manier formulieren?
De christelijke visie op de Drievuldigheid maakt de dialoog met de wereldgodsdiensten moeilijker.
Hij is de Vader, niet de moeder. Blijven we daarbij?
De geloofsbelijdenis is echter geen optelsom van meningen. Zij vraagt wel om erover na te denken en ernaar te leven.
In de cel van de Zwitserse kluizenaar Niklaus von Flûe (1417-1487)
hing een hongerdoek met afbeeldingen uit het leven van Jezus en met stralen naar een middelpunt gericht.
Het gebed ven de heilige kluizenaar was heel eenvoudig.
“Mijn Heer en mijn God; neem alles van mij wat mij ver houdt van U.
Mijn Heer en mijn God, geef alles aan mij wat mij nader brengt tot U.
Mijn Heer en mijn God, ontneem mij aan mijzelf en geef mij geheel aan U.”
Een gebed van drie vrome kluizenaars op een eiland tot God klonk anders: “God, Gij zijt met Drieën, wij zijn met drieën, ontferm u over ons.” Een bisschop kwam op bezoek en wou hun gebed op het goede spoor richten. Hij leerde hen het Onzevader. Maar wanneer hij met zijn schip terugkeerde, hoorde hij opnieuw bidden: “God, Gij zijt met Drieën, wij zijn met drieën, ontferm u over ons.”
In de offerande schenken wij aan God de goede gaven van zijn schepping. In het eucharistisch gebed loven en danken wij Hem, wij roepen de heilige Geest aan in het eucharistisch gebed en laten Christus opnieuw de woorden uitspreken van bij het Laatste Avondmaal om onder ons te komen.
We sluiten het grote dankgebed af met de doxologie, waarin nogmaals gewezen wordt op de centrale plaats van Christus. “Want door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest hier en nu en tot in eeuwigheid. Amen.”
Wij bidden samen met Jezus het Onze Vader en ontvangen zijn lichaam en bloed.
Na een laatste bede tot God danken wij voor de communie en voor de gaven die wij van Hem ontvangen. En op deze Drievuldigheidszondag kunnen wij bidden: “Heer onze God, laat het ontvangen van uw gaven ons naar hart en geest ten goede komen, nu wij ons geloof belijden in de Drievuldigheid, die één en onverdeeld, heilig is en eeuwig.”
Wij verlaten de gebedsruimte met de zegen van, de Vader, de Zoon en de Geest.
De barmhartige Drie-ene God
In de Oosterse orthodoxe kerk drukt de priester met zijn zegende hand zowel het mysterie van de Drie ene God uit als de twee naturen in Christus. Hij gebruikt bij het maken van het kruisteken uitsluitend de duim, wijs- en middelvinger als symbool van de Heilige Drie-eenheid. Hij houdt de ringvinger en pink naar binnen gevouwen als symbool van de goddelijke en menselijke natuur van Christus.
Wat wij vieren mogen wij nadien uitdragen. Zuster Caritas, een Zwitserse Dominicanes maakte een mooie uitbeelding van de heilige Drie-eenheid. Vader, Zoon en Geest omringen een mens die in het midden ligt. De Zoon knielt en verzorgt de voeten, de Vader tilt hem op. De Geest blijft hem leven en vitaliteit inblazen. Het was Luc van Gorp die, toen hij voorzitter was van het Wit Gele Kruis, deze ceramiek voorstelde en meegaf als bron en inspiratie voor het werk van mensen in de zorg.
Wij hopen gans ons leven, ook als we hoogbejaard zijn en levensmoe dreigen te worden, de nabijheid te mogen ervaren van de Vader, de Zoon en de Geest doorheen de zorg van mensen voor elkaar.
“Mens voor de mensen zijn, herder als God,
Trooster voor groot en klein, zo lief als God “(M Weemaes, ZJ 509)