Het koninkrijk van God is de grote zorg van Jezus. Hij bemoedigt wie daarheen op weg is.
Met vragen bij Jezus
Afhankelijk van wie het zegt, raken ons zowel een verwijt als een compliment. Bij een negatief woord kruipen we in onze schelp en verharden we onze stelling. Een positief woord daarentegen doet ons groeien en open bloeien.
Jezus heeft harde woorden voor wie zweert bij eigen gelijk en hem niet aanvaardt. Hij heeft ook woorden van zegen en lof, onder meer voor een bepaalde Schriftgeleerde. Dit komt zelden voor in het evangelie van Marcus. De man kreeg een compliment, waar we allen blij kunnen om zijn: “U bent niet ver af van het koninkrijk van God” (Mc. 12,34).
Wie was die man en wat heeft hij gedaan met de uitspraak van Jezus? Hij lijkt een zoeker, die wil weten waar het op aan komt. Hij heeft Jezus beluisterd in een discussie met Farizeeën. Het standpunt dat Jezus ingenomen had over de verrijzenis gaf hem vertrouwen om Jezus aan te spreken en hem te bevragen naar het voornaamste? Een vraag die we allemaal stellen. Wat is het belangrijkste in het leven? Waar komt het op aan? De ene zeggen: primum vivere, deinde philosophari. Leef en filosofeer niet te veel. Anderen stellen het geluk voorop als het belangrijkste doel, al vult niet elkeen dit op een zelfde wijze in. Kan ik alleen gelukkig zijn of word ik gelukkig door anderen gelukkig te maken?
De vraag naar het ‘hoofdzakelijke’ wordt in het nieuwe testament verschillend ingeleid en beantwoord. Wat is het grootste gebod? Wat is het eerste, het voornaamste en het belangrijkste? “Wees heilig”, aldus het antwoord in de Petrusbrief (1 Petr. 1,16). “Eerbied voor vader en moeder”, dat is eerste (Ef. 6,2). “Zoek liever het Koninkrijk” (Lc. 7,31).
Het dubbelgebod
De man concretiseert zijn vraag. Het wil weten wat het voornaamste is onder de geboden. Hij wenst een vereenvoudiging. Hij is niet de eerste met deze vraag. Rabbi Hillel had al eerder de gulden regel als antwoord aangereikt: “Wat jij niet wilt dat jou geschiedt, doe dat ook een ander niet. Dat is de hele Thora.”
Jezus haalt zijn antwoord uit de Schriften met als eerste opdracht dat wij moeten luisteren naar God. Luisteren is gedecentreerd leven. Het legt het zwaartepunt bij de andere. Naar de Schriften luisteren is de presentie van God ontdekken. Hij is de Heer, die wil dat wij hem lief hebben met ons hart, met onze ziel, ons verstand en al onze krachten. Alle dimensies worden aangesproken: hoofd, hart en handen. Wij denken aan de drie kruisjes, waarmee wij ons tekenen bij het aanhoren van het evangelie. “Dat ik met mijn verstand mag aanvaarden, met mijn mond belijden en in het hart bewaren wat mij in de Schrift wordt aangereikt.”
Als trouwe jood stelt Jezus de enigheid van God voorop en de opdracht van hem te houden. Hij blijft in het Joodse kader als hij er onmiddellijk aan toe voegt dat Gods liefde inhoudt de naaste te beminnen als onszelf. Liefde heeft twee dimensies: liefhebben en bemind worden. Beide zijn in God aanwezig. We kunnen God niet beminnen zonder onze naaste lief te hebben.
Voor de Schriftgeleerde is dit niet nieuw. Hij kan met gemak bevestigen wat Jezus zei. Wij weten zelf sinds lang dat dit het voornaamste gebod is. En toch moeten we het voortdurend herhalen en beleven. Geen enkele planning over de kerk van de toekomst kan dit kerngebod wegcijferen.
De Schriftgeleerde ziet in dat de eredienst van liefde meer is en beter dan het brengen van offers. Bij het brengen van offers dreigt de bekoring te denken dat we Gods liefde afkopen, dat wij geven opdat hij zou geven. God vraagt de eredienst van ons leven en is blij als we hem dienen met een luisterend hart.
De weg durven gaan
Jezus prijst de Schriftgeleerde. Hij voelt een verbondenheid. Jezus erkent het goede en wenkt ons om mekaar hierin te promoveren. Jezus nodigt de man uit verder te gaan. Er is immers nog een weg af te leggen. De richting kennen is niet het zelfde als de richting inslaan. Inzicht kan leiden tot handelen.
Jezus betrekt de man in zijn project voor het Koninkrijk van God. Jezus is volgens Marcus gekomen om velen daartoe uit te nodigen. Dit was zijn eerste woord: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws” (Mc. 1,15). Hij onthult aan de twaalf wat het koninkrijk inhoudt (Mc. 4,11). Het geheim ervan is alleen aan ingewijden bekend. Het blijft voor buitenstaanders verborgen. Marcus nodigt uit om geen buitenstaander te blijven, maar ‘binnenstaander’ te worden. Hij laat de lezer doordringen in het geheim van het koninkrijk van God.
Jezus geeft geen cursus om uit te leggen wat dit rijk is. Hij mag veronderstellen dat zijn toehoorders vanuit het eerste Verbond daarvoor al een openheid hebben. Het koninkrijk, dat is God God laten zijn, zijn beloften aanvaarden en laten uitkomen. Het is ongerechtigheid vermijden. Het rijk Gods blijkt uit de daden die Jezus stelt, zoals de bevrijding van demonen, het helen van zieken, het spijzigen van hongerigen.
Jezus zegt met gelijkenissen dat het Rijk Gods niet spectaculair is, maar langzaam kiemt en groeit (Mc. 4,26.30). Dit vraagt consequente trouw (Mc. 9,47). Rijkdom is een hinderpaal en kan de weg afsluiten (Mc. 10,23-25). Wij kunnen tot dit Rijk behoren, zo we zo ontvankelijk zijn als een kind (Mc. 10,14-16).
Heeft de Schriftgeleerde die stap gezet? Misschien is hij verwant aan Josef van Arimatea, een vooraanstaand raadsheer die de komst van het koninkrijk Gods verwachtte en die aan Jezus een waardig graf bezorgde (Mc. 15,43). De weg naar het Koninkrijk van God houdt de confrontatie in met de dood van Jezus. Misschien heeft de Schriftgeleerde die weg aangedurfd zodat hij van buitenstaander binnenstaander is geworden en hij nu ons voorgaat op de weg naar het koninkrijk.