De profeet Micha is één van de minder bekende profeten uit de Bijbel. In de eerste lezing vandaag kondigt hij de nieuwe koning aan en zegt: "Zijn oorsprong ligt in lang vervlogen tijden, in de dagen van weleer." Zoals zo vaak spant de profeet de boog van het verleden naar de toekomst. Dat is wat Bijbelse profeten voortdurend doen.
En ook op deze vierde adventszondag horen we een belofte: er zal een nieuwe koning aantreden, iemand die als een herder het volk zal weiden en vreugde zal brengen. Voor het volk van Israël, een geteisterd volk, klinkt die boodschap en die belofte als muziek in de oren.
Als wij ons vandaag klaarmaken voor het kerstfeest van morgen of overmorgen, kijken we ook uit naar wat meer rust en vrede, naar meer rechtvaardigheid en minder armoede, naar meer vreugde en minder ellende. Ook wij voelen vaak het verlangen naar een herder, een leider die van aanpakken weet, die zegt: Yes, we can, in de naam van God kunnen we wel wat doen.
Maar die leider zegt dan wel: yes, we can: wij samen moeten er wat aan doen, wij samen moeten onrechtvaardigheid en armoede aanpakken en werken aan die vrede.
De mensen hebben het – net als vroeger – nog altijd niet zo gemakkelijk. En daarom snelt God ter hulp. Ik vond ergens deze simpele beschrijving van de menswording. Op een dag besloot God dat Hij mens wilde worden, ergens op een andere plek dan in de hemel. De aartsengelen lieten Hem sterren en planeten zien, maar op geen daarvan wilde Hij wonen.
Toen wezen ze Hem op de kleinste van alle planeten, de aarde, en daar was een onooglijk stadje dat Nazaret heette, en daar woonde een meisje dat bad tot God om een betere wereld. 'Ja', zei God, 'daar, uit dat meisje wil ik geboren worden, als het kleinste van alle mensenkinderen.'
En in het evangelie is dat meisje zwanger en ze gaat op bezoek bij haar nicht, Elisabeth. Twee vrouwen die elkaar ontmoeten. Twee vrouwen waar iets wonderbaars mee aan de hand is. Allebei zijn ze zwanger. Tegen de verwachtingen in. Elisabeth is al op jaren en Maria heeft nog geen omgang met een man. Elisabeth doet denken aan Sarah, de vrouw van Abraham uit het oude Testament. Ook zij werd als onvruchtbaar beschouwd en ook zij zal op hoge leeftijd een kind baren, een kind van de belofte.
Want, ook al zijn de leerlingen van Jezus veelal mannen en ook al is de top van de kerk vandaag nog altijd een mannenwereld, vaak zijn het toch vrouwen die een centrale rol spelen bij belangrijke gebeurtenissen. Hier staan de moeder van Johannes de Doper en de moeder van Jezus aan het begin van onze heilsgeschiedenis. En later zullen het ook vrouwen zijn die als eersten de verrijzenis verkondigen.
En in het evangelie vandaag ontmoeten die twee vrouwen elkaar. In het evangelie van Lucas vinden wel meer ontmoetingsverhalen. Jezus die Simeon en Hanna ontmoet, of de boetvaardige zondares, of Maria en Marta, Zacheüs en later ook de twee leerlingen van Emmaüs. Lucas stelt ons Jezus voor als een man die altijd onderweg is, door stad en dorp, op zoek naar mensen. God is op zoek naar zijn volk en Hij bezoekt zijn volk.
De ontmoeting tussen Elisabeth en Maria is niet alleen een ontmoeting tussen twee vrouwen, maar ook tussen twee generaties. Een generatiepact hadden zij toen nog niet nodig. En eigenlijk is het ook een ontmoeting tussen twee werelden: naar algemeen menselijke en joodse maatstaven is Johannes de hoogstgeborene. Zijn ouders behoren tot de priesterklasse en wonen in Juda, dicht bij de hoofdstad Jeruzalem. Maria daarentegen is een jong, ongehuwd meisje uit Nazaret in het minderwaardig geachte Galilea.
En toch erkent Elisabeth, de oudste, in de jonge Maria haar meerdere. Vervuld van de Geest, noemt zij haar de gezegende onder de vrouwen, de moeder van de Heer. Manu Verhulst legt in één van zijn bezinningsteksten Maria deze woorden in de mond: "Weet je waarom ik zo gelukkig ben, Elisabeth? We zijn maar kleine mensen, we hebben nooit iets te vertellen, we zijn arm, we zijn vrouwen. Als God mij nu uitkiest om moeder te worden, als God met mij iets voorheeft, dan toont Hij daarmee dat Hij aan onze kant staat. Hij roept geen koningin en geen kasteelvrouw, maar Hij vraagt mij. Eigenlijk is het altijd zo geweest met ons volk.
Als ze honger leden of klein waren, dan vooral liet Hij hen voelen dat Hij niet veraf was. Daarom ben ik zo gelukkig. Het zal veel mensen moed geven, als ze dat horen. Ook later, wie weet, vele eeuwen later."
Maar dat zijn woorden van Manu Verhulst.
Mooie woorden, maar het is niet eens zeker dat de twee vrouwen zoveel tegen elkaar gezegd hebben. De kracht van een ontmoeting kunnen we niet afmeten aan het aantal woorden dat wordt uitgesproken. Of aan de tijd dat iemand aan het woord is geweest. Soms is een ontmoeting met weinig woorden veel zinvoller dan bij mensen die honderduit tegen elkaar praten. Weinig zeggen en zelfs helemaal zwijgen kan ook een teken zijn dat mensen elkaar begrijpen, zonder woorden heel dicht bij elkaar zijn.
Zo schrijft Judith Herzberg in het gedicht Ziekenbezoek:
Mijn vader had een uur lang zitten zwijgen bij mijn bed.
Toen hij zijn hoed had opgezet
zei ik, nou, dit gesprek
is makkelijk te resumeren.
Nee, zei hij, toch niet,
je moet het maar eens proberen.