- Zusters en broeders,
We kennen het verhaal dat we in het evangelie hoorden: Maria spoedt zich naar een stad in Juda, gaat daar het huis van Zacharias binnen en groet Elisabeth. Lukas, de evangelist, zegt echter niet naar welke stad Maria zich spoedt, maar hij zegt wel dat ze het huis van Zacharias binnengaat, en daarmee weten we dat het Jeruzalem is, want Zacharias is priester in de tempel van die stad. Ook over hoe Maria die reis maakt, zegt Lukas niets, maar het is een verre reis, want zij woont in Nazareth en Elisabeth woont in Jeruzalem. Dat is 150 kilometer, door een bergachtig gebied. Maar het blijkt allemaal niet belangrijk. Wél belangrijk is het bezoek als dusdanig, en daar weidt Lukas graag over uit.
Elkaar bezoeken: dat kennen we heel goed, en misschien doen we dat ook heel dikwijls. In de volgende weken zullen we dat wellicht zelfs meer doen dan gewoonlijk, want Kerstmis en Nieuwjaar staan voor de deur, en dat is de periode met heel veel bezoeken: gewone bezoeken, wensbezoeken, of bezoeken aan kennissen die we maar eens per jaar zien. Misschien omdat ze veraf wonen, of omdat ze geen familie zijn, of misschien omdat we ons niet echt verplicht voelen hen dikwijls te bezoeken. Maar bezoeken zijn er altijd, en misschien kunnen we ons eens afvragen of ze even intens zijn als het bezoek van Maria aan Elisabeth, waar Lukas zo enthousiast over vertelt.
Want daarover gaat het inderdaad: niet over de plaats waar, of de manier waarop Maria die 150 kilometer door dat bergland heeft afgelegd, maar over de intensiteit van het bezoek. En intens is het bezoek heel zeker, want zodra Maria haar zwangere nicht Elisabeth groet, springt het kind op in haar schoot, wordt ze vervuld met de heilige Geest, en noemt ze Maria de gezegende onder de vrouwen. Dat is heel merkwaardig, want het speelt zich tweeduizend jaar geleden af, in een cultuur waarin kinderen en jongeren geen rechten hebben ten opzichte van de ouderen. Zulke ongeschreven wetten bestaan ook vandaag nog in veel culturen, maar wat Lukas vertelt, gaat daar lijnrecht tegenin, want Maria is een jong en onbelangrijk meisje, en de oudere Elisabeth is als vrouw van een priester een heel belangrijk iemand. En toch geeft zij voorrang aan dat jonge meisje, en spreekt ze vol eerbied haar lof over haar uit.
We kunnen ons afvragen of wij dat ook doen. Of we dus ook respect hebben voor iedereen die we bezoeken of die ons bezoekt, ook als hij of zij veel jonger of misschien veel ouder is dan wij, minder gestudeerd heeft dan wij, minder welvarend, minder gezond, minder gekend, minder dit en minder dat is dan wij. Laten wij dan misschien voelen dat wij de meerdere, de betere zijn? Of hebben we integendeel altijd respect voor wie we ontmoeten, welke verschillen er misschien ook zijn: verschillen in afkomst, in kleur, karakter, werk, diploma, opleiding en ga maar door met opsommen, want er zijn bij manier van spreken meer verschillen dan mensen.
Misschien is het ons niet opgevallen, maar de voorbije weken is er ons in het evangelie telkens op gewezen dat we ons best moeten doen om betere mensen te worden. ‘Wees waakzaam, zodat gij mijn weg kunt gaan’, zei Jezus de eerste zondag van de advent. ‘Bekeer u, zodat gij de weg van de Heer kunt bereiden en scheve paden recht kunt maken’, zei Johannes de Doper de tweede zondag. ‘Deel met wie dat nodig heeft’, zei dezelfde Johannes vorige week. ‘Respecteer alle mensen’, doet Elisabeth ons vandaag voor. Het is ook wat Welzijnszorg ons telkens opnieuw voorhield en voorhoudt: dat we Jezus’ weg van liefde, vrede en gerechtigheid zouden gaan voor al onze medemensen, dat we scheve paden in onze maatschappij recht zouden helpen maken, dat we respect zouden hebben voor onze medemensen.
Zusters en broeders, overmorgen is het al Kerstmis. Wat een fantastisch feest zou dat zijn voor Jezus als wij en alle mensen het op zijn weg van liefde, vrede en gerechtigheid zouden vieren. Zo’n mooi Kerstfeest wens ik ons allen nu al toe. Amen.